De geschiedenis achter de erepenning der Compagnie Friesche Vrijwillige Jagers 1815 

Paragraaf 1: De geschiedenis achter de erepenning der Compagnie Friesche Vrijwillige Jagers 1815

De algemene blijdschap over de behaalde overwinningen en de bevrijding van het vaderland ging bij de Vrijwillige Jagers Compagnie, die zich in juni 1815 nog steeds in Leeuwarden bevonden gepaard met een gevoel van leedwezen en teleurstelling over haar gemis aan gelegenheid om te mogen delen in de roem der overwinnaars. Met geestdrift had het merendeel zich reeds in het midden van april aan de dienst voor het vaderland verbonden. Ongeduldig over de trage voorgang van het Departement van Oorlog wendden de Leeuwarder leden, nadat op 12 mei 1815 F. Brouerius van Nidek tot hun kapitein was benoemd, zich op 17 mei tot de Koning met het verzoek om niet alleen spoedig een 1ste en 2de Luitenant te krijgen maar ook om zo snel mogelijk een order te mogen ontvangen om af te mogen marcheren als brandende verlangen om waar nodig was, alles voor Z.M. op te mogen offeren. Aan het eerste verzoek werd niet voor juni voldaan. Op 30 juni werden de Luitenants Hanegraaf en Lutjes aangesteld. Op het tweede verzoek werd herhaaldelijk aangedrongen echter de verwachte marsorder bleef achterwege. Nadat Kapitein Brouerius van Nidek op 24 mei het bevel over de compagnie had aanvaardt, was zijn eerste werk de manschappen die te Harlingen, Sneek, Bolsward en elders zich als vrijwilligers hadden ingeschreven met die van Leeuwarden te verenigen en in dienst te stellen. Na voorzien te zijn van uitrusting en bewapening op eigen kosten werd de wens op 10 juli vervuld. Na de grote verliezen welke het leger had ondergaan, wenste de Koning het bezetten van de Franse grenzen ook aan de compagnieën Vrijwilligers van 's Gravenhage, Arnhem, Leeuwarden, enz. op te dragen. De compagnie van Friesche Vrijwillige Jagers diende zich naar Mons te begeven en zich daarna bij het 16e Bataljon Jagers te voegen. De nu volkomen georganiseerde en goed geoefende compagnie was op 10 juli als volgt samengesteld (in totaal 68 man sterk):

F. Brouerius van Nidek Kapitein Uit Leeuwarden, na 28 augustus 1815 naar Indië

Jhr. A. van Spengler Kapitein Vervanger van F. Brouerius van Nidek

EERSTE SECTIE

A.J. Hanegraaff 1ste Luitenant Uit Leeuwarden, na 28 augustus 1815 naar Indië

G. van Daalen 1ste Luitenant Vervanger van A.J. Hanegraaff

G.D. Simon (1) Sergeant-majoor Uit Leeuwarden

T. Andringa van Hylckama(1) 1e Sergeant Uit Olderberkoop

C.C. Kolf Tamboer Uit Leeuwarden

R. van der Feen Hoornblazer Uit Leeuwarden

1e Escouade

Mr. C.P.E. Robide van der Aa(3) Korporaal Uit Lemmer

J.C. Driessen (1) Uit Leeuwarden

P. Schmitz (6) Uit Leeuwarden, overleden in augustus 1815 te Famars

J. Zeper (1) Uit Leeuwarden

K.O. van der Veen (1) Uit Leeuwarden

J. Jorissen (1) Uit Bolsward

D. van der Werf (6) Uit Bolsward

5e Escouade

J.J. de Blecout (3) Korporaal Uit Kollum

D. Evertsz (1) Uit Joure

J.D.C. Stocker (1) Uit Leeuwarden

R. Buijsing (1) Uit Leeuwarden

H.J. Ladenius (1) Uit Leeuwarden

J. Seydel Kroon (1) Uit Leeuwarden

B.P. Engelbert van Bevervoorde (1) Uit Heerenveen

A.D. Graaf van Limburg Stirum (1) 3e Sergeant Uit Sneek, echter door een bloedspuwing verhinderd om met de compagnie mee te gaan. Zijn betrekking als sergeant werd gedurende de veldtocht waargenomen door de korporaal Jhr. E. van Breugel, die de eerste ingeschrevene vrijwilligers was in Leeuwarden.

2e Escouade

G.A. Avenhorn van Nauta (1) Korporaal Uit Oenkerk

J.J. Stern (1) Uit Leeuwarden

N.F. Benoist (2) Uit Leeuwarden

N. Rompel (1) Uit Drachten

R.J. Eger (6) Uit Bolsward

S. van Slooten (2) Uit Leeuwarden

A.H. Osinga (2) Uit Menaldum

6e Escouade

Jhr. R. van Breugel (1) Korporaal Uit Leeuwarden

G.H. Andreae (2) Uit Lemmer

A. Beuckens Braunius (2) Uit Bergum

J. Fontein Pz. (3) Uit Harlingen

B. Barends (6) Uit Leeuwarden

A. de Graad (3) Uit Lemmer

R. Biersma (4) Uit Heerenveen

TWEEDE SECTIE

H.J. Lutjes 2de Luitenant Uit Leeuwarden, na 28 augustus 1815 naar Indië

G. van Schnelle (1) Fourier Uit Leeuwarden

J. Wentholt (1) 2e Sergeant Uit Heerenveen

D. de Gorter Tamboer Uit Leeuwarden

3e scouade

A. Poppes (3) Korporaal Uit Lemmer

Th. Wigmore (4) Uit Leeuwarden

J.P. Gerlsma (5) Uit Koudum

F.J. Witteveen (6) Uit Dokkum

A. van Otterloo (6) Uit Leeuwarden

W. Andringa van Assen (5) Uit Berlikum

M.F. Benoist (6) Uit Leeuwarden

7e Escouade

B.A. van Boelens (1) Korporaal Uit Oldeterp

B.A. van Boelens (1) Uit Leeuwarden

S. Toussaint (6) Uit Harlingen

C. Lemke (6) Uit Franeker

J.W. Post (6) Uit Leeuwarden

R.J. Plantinga (6) Uit Harlingen

G. van Ringh (6) Uit Bolsward

B. Poppes (3) 4e Sergeant Uit Lemmer

4e Escouade

D. Ruitinga (1) Korporaal Uit Leeuwarden

J.A. Borger (6) Uit Joure

L.J. van der Veen (6) Uit Harlingen

J. Verweij (1) Uit Sneek, om gezondheid reden belet de veldtocht mee te maken.

G.E. de Vries (6) Uit Leeuwarden

J.M. de Jonge (1) Uit Bolsward

H. Haafkens (1) Uit Sneek

8e Escouade

B.A. van Hylckama (1) Korporaal Uit Sneek

J.A. Ruel Engelman (5) Uit Sneek

H.J. Jonkman (6) Uit Heerenveen

D.B. Witteveen (6) Uit Lemmer

L. Winkler (6) Uit Leeuwarden

F. Semler (6) Uit Heerenveen

D.G. Wijndels (6) Uit Heerenveen

In de 17e eeuw waren compagnieën de basiseenheid die werden samengevoegd tot gevechtseenheden; elke compagnie had een vaandel en werd daarom ook wel 'vendel' genoemd. Aan het hoofd stond de kapitein, met daaronder één of meer luitenanten. Elke compagnie bestond uit 2 pelotons, elk peloton bestond uit 2 secties, elke sectie bestond uit 2 escouades. Een escouade stond onder leiding van een korporaal. Vreemd genoeg bestond elke sectie van de compagnie Friesche Vrijwillige Jagers uit 4 escouades.

(1) Betrokkene hebben zich ingeschreven en staan vermeld in de Staats-courant van 27 april 1815 no 100. Hierin stonden tevens de navolgende namen ingeschreven met daar tussen haakjes de reden waarom zij alsnog niet mee zijn gegaan met de compagnie: A. Freenstra (reden onbekend), C. van der Poel (kon als Ingenieur van Waterstaat geen verlof krijgen zijn post te verlaten), B. Haga (reden onbekend), A.D. Graaf van Limburg Stirum (gezondheid redenen), W.H. Baron thoe Schwartzenberg en Hohenlansberg (inmiddels tot Luitenant bij de Cavalerie aangesteld).
(2) Betrokkene hebben zich ingeschreven en staan vermeld in de Staats-courant van 9 mei 1815 no. 109.
(3) Betrokkene hebben zich ingeschreven en staan vermeld in de Staats-courant van 16 mei 1815 no. 114.
(4) Betrokkene hebben zich ingeschreven en staan vermeld in de Staats-courant van 22 mei 1815 no. 119.
(5) Betrokkene hebben zich ingeschreven en staan vermeld in de Staats-courant van 29 mei 1815 no. 125.
(6) Betrokkene hebben zich ingeschreven en staan vermeld in de Staats-couranten no. 131, 137, 153 en 170. Hierin stonden tevens de navolgende namen ingeschreven met daar tussen haakjes de reden waarom zij alsnog niet mee zijn gegaan met de compagnie: A.A. Joustra (reden onbekend), W. Tuinhout (reden onbekend), D.J. Gras (reden onbekend), B.P. Steginga (reden onbekend) en D.W. Blom (reden onbekend).

Jhr. R. van Breugel als korporaal bij de Compagnie Friesche vrijwillige Jagers van 1815; litho van Willem Bartel van der Kooi (1768-1836), circa 1815-1820 

In de vroege morgen van 15 juli 1815 vetrok de compagnie Fiesche Vrijwillige Jagers. Vooraf werd de compagnie geïnspecteerd door de Luitenant-generaal W. Guerin, provinciaal commandant. De mars van de compagnie voerde over Heerenveen en Zwolle naar Utrecht. Op alle locaties werden zij door de Schutterij of de Landstorm plechtig ingehaald en uitgeleid en van inkwartiering voorzien. Via Breda, Antwerpen, Brussel en Braine le comte bereikte de compagnie op 4 augustus eindelijk Mons. Hier aangekomen ontving de compagnie het bevel om via St. Gislain en Eluge naar Curgies te marcheren, het hoofdkwartier van Prins Frederik, operbevelhebber van de reserve divisie. Hier werd de compagnie onder bevel gesteld van Luitenant-kolonel Van Hulstein, commandant van het 16e Bataljon Jagers. De compagnie kreeg als taak op te treden als rechter flank compagnie en werd gestationeerd in Maign. Na verloop van enige dagen werd de compagnie in St. Sauve gestationeerd alwaar hun taak bestond uit zware wachtdiensten. Tot 28 augustus verbleef de compagnie in St. Sauve waarna men opdracht kreeg om af te marcheren naar Jenlain, waar de officieren de compagnie dienden te verlaten om zich naar Indië te begeven. De bevelhebber van de divisie stelde de compagnie nu onder het commando van de kapitein Jhr. A. van Spengler en de 1ste Luitenant G. van Daalen. Gedurende het verblijf te Jenlain verloor de compagnie zijn eerste kamaraad: Jager P. Schmits. Hij stierf wellicht ten gevolgde van vermoeidheid bij een oefening op de vlakte van Famars en werd met militaire eer begraven op het Protestants-christelijk kerkhof.

Het bataljon met daarin opgenomen de compagnie Friesche Vrijwillige Jagers marcheerde op 27 september 1815 naar Lalaing, een van de voorposten van de vesting Douai. Hier werd het gerucht verspreid dan de compagnie mogelijk terug zou keren naar Nederland. Op 24 september ontving de compagnie deze marsorder. Het dringende verzoek om op de terugtocht te worden begeleid door hun officieren werd niet toegestaan. Het commando van de compagnie Friesche Vrijwillige Jagers werd opgedragen aan de Sergeant-majoor G.D. Simon aangezien alle officieren zich reeds in Indië bevonden. Na een hartelijk afscheid genomen te hebben van het 16e bataljon Jagers begon deze terugtocht op 26 september 1815. De route die de compagnie genomen heeft voerde langs Lalaing, Mons, Vilvoorden, Turnhout naar 's Hertogenbosch. Vandaar uit marcheerde de compagnie van Friesche Vrijwillige Jagers naar Grave, Nijmegen, Arnhem, Zutphen, Deventer en Zwolle om zo de Friesche grens te naderen.

Na in Steenwijk nog een rustdag te hebben gehouden kwam de compagnie op 17 oktober 1815 aan in Heerenveen en deden de volgende dag de intocht in Leeuwarden. In een grote zaal in Leeuwarden werden de compagnie hartelijk welkom geheten. Namens de Commissie tot de gewapende dienst verrichte Baron Collot B'escury een treffende toespraak, waarvan de hoofdinhoud werd samengevat op een gedrukte oorkonde, welke aan ieder lid van de compagnie werd uitgereikt als bewijs van dankbaarheid. De plechtigheid werd besloten met een diner die door het stedelijk bestuur werd aangeboden. De volgende dag werd er op de Langepijp een grote parade gehouden waarbij de compagnie de rechter vleugel vormde van de schutterij en de militie. In de naam des Konings werd de compagnie hier door de provinciale commandant plechtig ontbonden en 's Konings tevredenheid en dank overgebracht. Alle leden van de compagnie van Friesche Vrijwillige Jagers werd eervol ontslag verleend. Het vaandel werd gedeponeerd in het Gouvernementshuis. Later is bij Koninklijk besluit van 12 maart 1818 no. 46 aan de leden van compagnie Friesche Vrijwillige Jagers een zilveren medaille toegekend met op de voorzijde de woorden: VOOR KONING EN VADERLAND 1815 en op de achterkant het wapen van de provincie Friesland aan een blauw lint met 1 gele streep in het midden.

De Compagniesvlag van de Compagnie Friesche Vrijwillige jagers 1815.  De vlag wordt in het Friesch Museum te Leeuwarden bewaard (nb: op de achterzijde staat de tekst PRO - VINCIE - VRIES - LAND).