De beschrijving van de erepenning der Dordtsche Vrijwilligers 1813

Paragraaf 2: De beschrijving van de erepenning der Dordtsche Vrijwilligers 1813

Op last van Koning Willem I werd aan de vrijwilligers die hielpen bij het uit de stad verdrijven van de Franse bezetter een zilveren erepenning toegekend. Het toekennen duurde echter tot 1819 voordat deze moed werd beloond. De instelling van de erepenning der Dordtsche Vrijwilligers 1813 wordt op 7 januari 1818 ingezet door een schrijven van Kanselier der Orde van de Nederlandse Leeuw Willem Frederik Röell met het verzoek en Zijn goedkeuring voor de instelling van een medaille voor verdienstelijke burgers van de stad Dordrecht. In deze brief wordt verwezen naar al eerder ingestelde medailles voor bewezen diensten tijdens de omwenteling van 1813 in de steden Amsterdam, Den Haag en Den Briel.

Afbeelding van de 1e van 4 bladzijden van het verzoek om  instelling van de erepenning Dordtsche vrijwilligers 1813 in het Nationaal Archief.
Afbeelding van de 1e van 4 bladzijden van het verzoek om instelling van de erepenning Dordtsche vrijwilligers 1813 in het Nationaal Archief.

De volledige tekst van dit verzoek luidt als volgt:


Enh 13 Jan: 1818 N° 41

Orde van den Nederlandsche Leeuw Kanselarij n: 403

's Gravenhage; den 7 Januarij 1818

Het was ligtelijk te vermoeden, dat de openbare teekenen van welwillendheid, met welke het Uwe Majesteit behaagd heeft sommige burgers van Amsterdam, den Haag en den Briel ter 'erinnering aan hun ijverig medewerken, zoo bij het ontluiken van de omwenteling van 1813, als bij het eindigen van dezelve, te vereeren, eenen niet ongepasten naijver ook onder de burgers van zulke andere steden, welke in die veege dagen, liefde en trouw aan Uwer Majesteits Huis getoond hebben, ten sterkste moest te weeg brengen. - Deze opwekking heeft ook alreeds plaats, daar ik door de Heeren Donker Curtius en Repelaer, namens de Burgerij van Dordrecht ben aangezocht geworden, de vergunning van Uwe Majesteit te trachten te verkrijgen, dat het ook aan de Commisfie tot aanmoediging en ondersteuning van den gewapenden dienst te Dordrecht moge vrijstaan, voor eenige verdienstvolle Burgers van gemelde stad, welke, tijdens de omwenteling van 1813, uitsteekende bewijzen van gehechtheid aan uwer Majesteits Huis gegeven hebben, eene medaille, ter 'erinnering aan hunne bewezene diensten, te laten slaan, met permisfie zich met dezelfve, aan een lint, waarvan de kouleures nader bepaald zouden worden, even gelijk is de opgenoemde steden plaats heeft, te mogen verfieren.

Het is buiten allen twijfel, dat onder de Burgerijen, die in die benarde omstandigheden proeven van ware Vaderlandsliefde gegeven hebben, ook is het bijzonder die van Dordrecht kan gerangschikt worden, zou dat, indien verdienstvolle Burgers van Den Haag en Elders, met een vereerend teeken, ter 'erinnering aan de laatste omwenteling prijken het voorzeker niet ongepast kan toeschrijven, aan die van Dordrecht dezelfde eer toetewijzen: Zoodat, indien Uwe Majesteit teges het dragen van de bedoelde versiering geene bedenking mogt vinden, ik de vrijheid neem, Hoogstezelve te verzoeken, mij te willen autorifeeren, om aan de voornoemde Heeren Donker Curtius en Repelaer van Spijkenisfe te kennen te geven, dat Uwe Majesteit even als te Amsterdam en in 's Hage het toekennen der medaille door die genen, welke zich daartoe kunnen bevoegd rekenen, aan de zoodanigen, die daartoe door des bevoegd geoordeeld worden, vrij en onverlet latende, geene zwarigheid maakt, om eventueel het dragen van dezelve aan een lint, hebbende de kouleuren van het wapen der Stad Dordrecht, toetestaan, onder de uitdrukkelijke verpligting nogtans van altijd de medaille met het lint, en nimmer het lint zonder de medaille te mogen dragen.

De Minister van Staat,

Kanselier der Orde van den Nederlandschen Leeuw.

Aan den Koning

Op 1 december 1818 geeft Koning Willem I zijn toestemming tot de instelling van de erepenning van Dordrecht 1813 middels een schrijven aan de Kanserlier in de Orde van de Nederlandse Leeuw Willem Frederik Röell.  

Afbeelding van de toestemming tot instelling van de erepenning Dordtsche vrijwilligers 1813 uit het Nationaal Archief
Afbeelding van de toestemming tot instelling van de erepenning Dordtsche vrijwilligers 1813 uit het Nationaal Archief

De volledige tekst van de hierboven geplaatste toestemming van Koning Willem I luidt als volgt:

1 December 1818

N° 1

Wij Willem, bij de gratie Gods, Koning der Nederlanden, Prins van Oranje=Nafsau, Groot=Hertog van Luzemburg, enz., enz., enz.

Op de voordragt van onzen Minister van Staat, Kanselier der Orde van den Nederlandse Leeuw in dato 7 januari 1818 n° 403, houdende dat hij door den Heer W.B. Donker Curtius en Jhr. P. Repelaer van Spijkenisfe, namens de Burgerij van Dordrecht, was aangezocht geworden om onze vergunning te verzoeken dat het ook aan de Commisfie tot aanmoediging en ondersteuning van den gewapenden dienst aldaar moge vrijstaan om voor eenige verdienstelijke burgers der stad, welke, tijdens de omwenteling van 1813, uitsteekende bewijzen van Vaderlands liefde hebben gegeven, eene medaille, ter herinnering aan hunne bewezene diensten, te doen slaan, met permisfie voor de daarmede te vereeren personen om dezelve aan een lint, waaraan de kleuren nader bepaald zouden worden, te dragen.

Gezien het nader rapport van onzen Minister van Staat, Kanselier voornoemd in dato 26 October ce n° 747, daarbij met zijne consideratien en advies overleggende eene nominative lijst van zoodanige burgers te Dordrecht, welke men met eene medaille zoude willen begiftigen; hebben goedgevonden en verstaan voormelden Minister van Staat en Kanselier te autoriseren, zoo als geschiedt bij deze, om van den Heer W.B. Donker Curtius en aan Jhr. P. Repelaer van Spijkenisfe te kennen te geven dat Hij , zonder ons intelaten in de beoordeeling der gronden, waarop zij aan de versnelde personen meer bijzonder dan aan anderen eene medaille wenschen te overhandigen, noch ook omtrent het fonds, waaruit zoodanige medaille zoude moeten worden bekostigd, aan de op bovengemelde lijst geplaatste personen toestaan om de eventueel aan hun toetekennen medaille aan een lint, hebbende de kleuren van het wapen van Dordrecht te dragen onder de uitdrukkelijke verpligting om altijd de aan hun uitgereikte medaille, welke of eene kleinere van geene mindere dimensie dan een vijf cents stuk, met het lint en nimmer het lint zonder de medaille, noch ook de medaille op eene barette te dragen; met bijvoeging tevens dat mij het willen hebben gehouden als of de Heeren Donker Curtius en Jhr. Repelaer van Spijkenisfeook zelve in voornoemde lijst begrepen waren en dat bij aldien in het vervolg nog andere personen tot de medaille bevoegd mogten geoordeeld worden, zij, alvorens die te mogen dragen, te dien einde aan ons zullen moeten worden voorgesteld om te kunnen opzigte ons goedvinden te vernemen.

Onze Minister van Staat Kanselier der Orde van de Nederlandsche Leeuw is belast met de uitvoering.

Brusfel den 1 December 1818 deze

Willem

De ingestelde zilveren erepenning Dordrecht 1813 heeft een middellijn van 29 millimeter. Op de voorzijde van de erepenning staat een kanon afgebeeld dat kruiselings is geplaatst op een scheepssnebbe. Dit geheel is verder voorzien van een stedelijke kroon. Tevens is een omschrift op deze erepenning geplaatst: "VOOR ONZE VESTEN EN HAARDSTEDEN". Op de keerzijde van de erepenning staat een krans van olijf- en eikentakken afgebeeld met daarin de tekst: "DORDRECHT / XXIV NOVEMBER / MDCCCXIII". In de rechteronderzijde van de erepenning zijn de initialen "H.D.H.F." geplaatst. Deze initialen staan voor H. de Heus Fecit ofwel gemaakt door H. de Heus. De erepenning wordt gedragen aan een verticaal gestreept rood/wit/rood lint waarbij de witte baan net iets smaller is dan de buitenste rode banen.

In het boekwerk "De gebeurtenissen der novemberdag 1813 in Dordrecht en omstreken" wordt door J.L. van Dalen gesproken over "De penning hangende aan een lint in de Dordtsche kleuren, is vervaardigd door H.D. Heus en geslagen in zilver en in brons" (baldzijde 53). Tot op heden heb ik nog nergens een bronzen exemplaar waargenomen en heb ik ook nog geen andere passages kunnen vinden die een bronzen exemplaar van de erepenning der Dordtsche Vrijwilligers bevestigen.

Voorzijde van de erepenning der Dordtsche Vrijwilligers 1813, exemplaar uit eigen collectie.  

Achterzijde van de erepenning der Dordtsche Vrijwilligers 1813, exemplaar uit eigen collectie.

Bij de erepenning hoort ook een soort "oorkonde" of eigenlijk meer een afschrift met de navolgende tekst:  

Van de erepenning van Dordrecht zijn verschillende miniaturen bekend, hieronder een aantal afbeeldingen:

Voorzijde van miniaturen erepenningen der Dordtsche Vrijwilligers 1813, Exemplaren uit de collectie van het Nationaal Militair Museum (061076 & 111806).

Set miniatuur decoraties bestaande uit: Ridder in de Orde van de Nederlandse Leeuw, erepenning der Dordtsche Vrijwilligers 1813 en de beloningspenning van Amsterdam 1815. Volgens de namenlijst van ontvangers van de erepenning der Dordtsche Vrijwilligers is bovenstaande set miniatuur decoraties mogelijk van Mr. Willem Boudewijn Donker Curtius of van Jhr. Mr. Paulus Repelaer van Spijkenisse aangezien zij beiden in de Orde van de Nederlandse Leeuw zijn benoemd. E.e.a. is uit te sluiten zodra de namenlijst van de beloningspenning van Amsterdam gecontroleerd/vergeleken is met die van de Dordtse dragers. (https://gen.declercq.free.fr/phaleristique/new%20pages/PAYS_BAS.htm).