De geschiedenis achter de erepenning Brielle 1813
Paragraaf 1: De geschiedenis achter de erepenning van Brielle 1813
Op maandag 15 november 1813, dezelfde dag waarop men in Amsterdam de douane huisjes verbrandde, werd er in Den Briel 'Oranje Boven!' geroepen en werd de kleur oranje in het openbaar gedragen. Deze eer kwam voornamelijk de boeren toe die vanwege de marktdag in grote getale aanwezig waren. Door tussenkomst van de burgemeester van Den Briel, J.H. Heeneman, werd voorkomen dat de Franse commandant Marchapt zijn soldaten zou inzetten tegen de opstandige boeren. Niet veel later, in de middag van 18 november werd in Den Briel bekend wat er zich in Den Haag had afgespeeld. Dit leidde tot een hevige discussie tussen enige Brielse burgers en Franse douaniers. Ook hierbij speelde de burgemeester weer een bemiddelende rol. De rol die de burgemeester speelde was eigenlijk een dubbelrol want voor zichzelf had hij besloten al het mogelijke te doen om Den Briel vrij te maken van de Franse onderdrukking. Hierin was hij niet de enige, onder de notabelen van de stad was een verboden bondgenootschap gesloten. De predikant ds. Pauw, die deel uit maakte van dit verboden bondgenootschap werd naar Den Haag gestuurd om het voorlopig bestuur hierover te informeren. Toen ds. Pauw terugkeerde van zijn bezoek en het bondgenootschap informeerde over de stand van zaken, besloot het bondgenootschap om in de nacht van 24 op 25 november hun slag te slaan. Ds. Pauw wist een kapitein van het corps étrangers genaamd Holsfourt en de onder hem staande officieren te bewegen zich 'onder militaire eed' aan het gemeentelijk bestuur te binden. Ongelukkigerwijs werd het plan verraden en in de nacht van 23 op 24 november 1813 werd de kapitein der étrangers en de regiments-geneersheer Graffon van hun bed gelicht. Een poging om ook ds. Pauw in handen te krijgen mislukte, hij wist net op tijd te ontsnappen en kreeg onderdak bij de plaatselijke bakker Cornelis van der Woel om twee dagen later de stad te worden uitgeholpen. Om dezelfde reden bracht de onder-prefect Bernard Hendrik Alexander Besier (1783-1829) en de commandant van de gendarmes ook een bezoek aan de burgemeester Heeneman met de mededeling dat ook hij de stad moest verlaten . Niet wetende wat de Fransen precies wisten en verbluft door het Franse bezoek, besloot de burgemeester hieraan gehoor te geven en vertrok naar Den Haag.
Na de ontdekking van het verboden bondgenootschap werd de staat van beleg voor Den Briel afgekondigd door de Franse commandant Marchapt. Om er voor te zorgen dat binnen de stad Den Briel voldoende voedsel aanwezig zou zijn werd een requisitie op het platteland uitgevoerd onder persoonlijke leiding van de onder-prefect Besier. Behalve een grote hoeveelheid veen en koren maakten de Fransen ook nog een aantal oranje vlaggen buit. Dit gaf de Fransen voldoende stof om over na te denken en sinds die tijd stond Den Briel onder streng militair toezicht. Dat de stad niet geheel van de buitenwereld was afgesloten was voornamelijk te danken aan de magazijnmeester luitenant Johannes Hendrik Lux. Een van zijn taken was het inspecteren van een batterij buiten de stad. Tijdens deze uitstapjes werd hij regelmatig bijgepraat door Hendrik Vogelaar die als geheim boodschapper de luitenant op de hoogte hield van de plannen in Den Haag. De bezetting van Den Briel in 1813 bestond uit:
- Een corps étrangers van 4 compagnieën van elk 500 man onder commando van Bourguignie Holtschue (ook wel genoemd Holzschuber).
- 2 Compagnieën Overijsselse Nationale Garde van elk 200 man onder leiding van Floo.
- Een compagnie Nationale Garde, 3e ban van ongeveer 100 man onder leiding van kapitein Anthonij Hendrik Van Kruijne.
- Een compagnie Hollandse Kustkanonniers van ongeveer 100 man onder commando van kapitein Stieltjes.
- Een halve compagnie Franse Kanonniers van ongeveer 50 man onder commando van Jean Marchapt.
- 12 man Marechaussee waarvan de helft buiten de stad.
Uit het overzicht van de bezetting van Den Briel blijkt dat het merendeel van de eenheden van Hollandsche afkomst was. Voor de Franse overheersers dus niet bepaald betrouwbare eenheden echter de kapitein Van Kruijne, commandant van de 3e ban van de Nationale Garde, was een persoonlijke vriend van Marchapt. Ondanks dat men vanuit het bondgenootschap van Den Briel een voorstel had gedaan om via een door Luitenant Lux geopend poortje 4 à 5 honderd Hollandse strijders Den Briel binnen te laten sluipen in combinatie met een Engelse landing op het strand werd dit voorstel afgewezen. De Engelse ervaring van een landing op onze kust uit het verleden, het Franse gevaar vanuit het nabijgelegen Hellevoetsluis en de mogelijke onbetrouwbaarheid van de 3e ban van de Nationale Garde in Den Briel deed de Engelsen besluiten niet mee te werken aan dit plan. Wel drong men er vanuit Den Haag op aan dat de Briellenaars zelf maar een poging zouden moeten wagen om zich te bevrijden maar dat men hierbij in eerste instantie niet op hulp van buitenaf kon rekenen.
In de vroege morgen van 1 december 1813 werd ook het heugelijke nieuws van de aankomst van Willem I in Scheveningen bekend. Daarnaast werd op dezelfde dag op een plaats bij de barakken van het corps étrangers een publicatie aangeplakt van de generaal Blücher waarin werd opgeroepen zich bij de geallieerden te voegen. De onder-prefect Besier reageerde hierop door aan te geven dat er die avond nog een 200-tal Franse mariniers uit Hellevoetsluis zouden komen om het garnizoen in Den Briel te versterken. Het corps étrangers besloot deze versterking niet af te wachten en sloeg aan het muiten. Tegen 4 uur schoten zij hun geweren af en na de wacht te hebben overmeesterd, trokken zij de Zuidpoort uit.
Al hoewel de Franse commandant een poging gedaan heeft deze uittocht te verhinderen, leek het hem te gewaagd om een gevecht aan te gaan met de muitende étrangers. Het leek hem verstandiger om er voor te zorgen dat de stad Den Briel in Franse handen bleef in afwachting van de Franse versterking vanuit Hellevoetsluit. Daarnaast liet Besier 4 kanonnen op de markt plaatsen vanwaar hij de 4 straten die uitkwamen op de markt kon bestrijken. Door deze maatregelen scheen de commandant gerust te zijn om de verdediging Den Briel een paar uur te kunnen volbrengen in afwachting van de versterking vanuit Hellevoetsluis.
In een ander deel van de stad Den Briel stelde de Luitenant magazijnmeester Lux zich aan het hoofd van de kustkannoniers met de kreet: 'Dood of vrij'. Langs allerlei sluipwegen begaf de luitenant Lux zich met zijn gevolg naar het bastion VII, het kogelpark, waaruit men 2 korte metalen kanonnen meenam.. Vervolgens begaf men zich naar het Sinte-Catharinakerkhof met het plan om, langs het Heultjes, de Venkelstraat te bereiken. Bij de Heultjes stond echter de schutterij, de 3e ban van de Nationale Garde onder kapitein Van Kruijne opgesteld. Voor de kustkanonniers, die tot nu toe geen tegenstand hadden ontmoet, was het vanzelfsprekend dat de Nationale Garde zich bij hen zou aansluiten. Echter, de kapitein Van Kruijne was een persoonlijk vriend van Marchapt. Na enig wikken en wegen gaf de kapitein Kruijne toe aan het verlangen van zijn manschappen en steunde vanaf dat moment met zijn Nationale Garde de Kustkanonniers.Gezamenlijk zetten zij de opmars door de stad Den Briel voort in zuidelijke richting, wist het Zuideinde te bereiken en bezette men de Zuidpoort. De Zuidpoort was een zeer belangrijk punt omdat zij toegang gaf tot de Hellevoetse straatweg waarlangs de Franse mariniers zouden komen. Hierna werden ook de andere poorten van de stad bezet. Hierdoor was de Franse hoofdmacht geconcentreerd op de Markt en afgesneden van alle hulp van buitenaf. Intussen was een gedeelte van de verenigde kustkanonniers en Nationale Garde het Zuideinde ingeslagen en volgde dit noordwaarts. Ter hoogte van de Roomse Kerk werden zij door de Fransen opgemerkt. Het eerste kanonschot werd gelost door de kustkanonniers gevolgd door een kanonschot vanuit Franse zijde. Het Franse kanonschot leverde aan Nederlandse zijde een vijftal gewonden op. Vanaf dat ogenblik onstond een onophoudelijk kanon en geweervuur wat de worsteling om het bezit van de stad Den Briel aankondigde. Daarna waagde een deel van de Nationale Garde en de Kustkanonniers om langs de Venkelstraat verder noordwaarts op te rukken om te trachten het meegevoerde kanon op de hoek van de gevangenis te positioneren. Het kanon werd echter ontdekt door de Fransen op de hoek van de Comenstraat. De Fransen richten hun vuur gelijk op deze positie waardoor de Hollanders terugdeinsden. Doordat Ary Pols heldhaftig standhield en onder Frans vuur het Hollandse kanon richtte en afvuurde werden de Fransen nu van 2 kanten onder vuur genomen, nu gesteund door de andere leden van de Nationale Garde en Kustkanonniers.
Afbeelding: Ary Pols neemt de Franse overheersers onder vuur.
(https://johanbeen.nl/artikelen/held_december.html)
Tijdens dit gevecht valt het oog van een van de Hollanders op de voorpoort van de gevangenis. Als men die kon forceren, kon men via het achtergedeelte van het stadhuis de Fransen ook in de rug aanvallen. Vervolgens sluit een kleine groep behoedzaam via de gevangenis naar de bovenverdieping van het stadhuis en weldra worden alle ramen van de voorgevel geopend en uit al de opening worden de Fransen onder vuur genomen. De Fransen trachten nog dekking te zoeken bij het ondergedeelte van het gebouw maar inmiddels rukken de leden van de Nationale Garde en de Kustkanonniers ook op van het Zuideinde en langs de Comentstraat. De Franse posities worden onhoudbaar en door een dreigend munitie tekort geven de Fransen zich over. Waren de Fransen doorgegaan totdat hun munitie op was, dan zou waarschijnlijk het grootste deel zijn neergeschoten. De Franse commandant gaf zich over aan zijn vriend kapitein Van Kruijne en overhandigde hem zijn pistool. Dit pistool wordt heden ten dage nog steeds bewaard in Den Briel.
Tot de diefstal in 1980 lag
het pistool dat de Franse Commandant aan Lux overhandigde in het museum in Den
Briel. De Franse commandant gaf zich over en waagde nog een poging om gehuld in
vrouwenkleding de stad te ontvluchten. De vermomming bleek echter niet
afdoende, de commandant werd ontmaskerd en als gevangene naar Den Haag
overgebracht. (https://streekarchief-vpr.nl/pages/posts/brielle-1572---181315.php.)
De strijd om de stad Den Briel had ongeveer anderhalf uur geduurd en op woensdagmiddag rond ongeveer zes uur werd de Oranjevlag in den Brielse Catharinatoren uitgestoken. Den Briel had zich zonder hulp van buitenaf van het Franse juk bevrijd. De bevolking vierde feest maar de sergeant-majoor Labrijn en zijn opgeroepen vrijwilligers bezetten gelijk de Zuidpoort. Men richtte een met schroot geladen kan on op de Hellevoetse straatweg. Labrijn wilde een herhaling van Woerden (slachting van Woerden 24 novemberr 1813) voorkomen en was zich nog steeds bewust van de mogelijke komst van Franse versterkingen. Labrijn plaatste ook een van de 6 ponder houwitsers op de poort ter verdediging van de burgerij tegen de mogelijke komst van de Franse versterking. Een groot deel van de nacht bleef het rustig en de bevolking vierden hun verworven vrijheid. Op enig moment hoorde een van de schildwachten aan de poort de kreet: "Open la Porte" welke met geweerschoten werden beantwoord. Daarna hoorde men verschillende personen weglopen. De volgende morgen bleek dat het inderdaad de Franse mariniers geweest te zijn die tot op zeer korte afstand van de stad waren gekomen. Daarnaast bleek dat de Fransen ook aan de andere kant van de vesting een poging hadden gedaan vanwege zichtbare voetstappen op het ijs van de gracht.
Na de bevrijding van Den Briel werd er een voorlopig stadsbestuur aangesteld bestaande uit de heren J. van der Minne, mr. P.H. Hoog, mr. H.M. van Andel, mr. A. Brocx en mr. A.R. Kraijenhoff van de Leur. De laatstgenoemde die de betrekking van rechter en notaris bekleedde was tot voorzitter verkozen. Een aantal personen vonden dat het oude stadsbestuur van voor 1795 hersteld moest worden. Dien ten gevolge traden de heren Van Andel, Brocx en Kraijenhoff af. In hun plaats namen de heren De Roo van Alderwerelt, Brender à Brandis en Van der Schilt zitting in het stadsbestuur. De heer Van der Minne werd tot burgemeester benoemd en het voltallige stadsbestuur legde de eed af aan de Prins.
In de voorgaande dagen had men in Rotterdam de nodige maatregelen getroffen om op 2 december de aanval op Den Briel te openen. Om 10 uur 's morgens voer een kleine vloot van 450 man onder leiding van Generaal de Landas en Kapitein Dibbetz de haven binnen. Aangezien er geen landofficieren in Den Briel waren werd de Kapitein Van der Hart aangesteld als commandant van de vesting Den Briel. De in beslag genomen grote voorraad Franse munitie waaronder 110 stukken geschut en 20.000 pond aan buskruit was een welkome aanvulling op 's lands middelen en werd onmiddellijk naar Rotterdam afgevoerd. Maar de Oranje-Pruisen, de matrozen en vrijwilligers kwamen te laat voor de bevrijding van Den Briel.
Toen later ook fort Duquesne op Overflakkee en Hellevoetsluit bezet
werden, en vooral toen Willemstad door de Fransen op 10 december werd ontruimd
vertrokken de aanwezige troepen vanuit Den Briel naar die plaatsen. De rust
keerde in Den Briel terug. Dit was evenwel van korte tijd aangezien in de 1e
helft van januari 1814 enige honderden Spaanse krijgsgevangenen op Engelse
transportschepen werden afgevoerd op Den Briel. Nog lange tijd gaf het
verschepen van de voorraden die langs Hellevoetsluit uit Engeland kwamen nog
enige buitengewone levendigheid, maar met het vertrek van de troepen was de
omwenteling van Den Briel voorbij. Als blijk van tevreden aan een aantal burger
werd een zilveren medaille aan een Oranje lint uitgereikt. Op de medaille stond
aan de voorkant te lezen: "Voor Moed en Vaderlandsliefde" en op de keerzijde:
"Brielle 1 Dec 1813". De medaille werd op 1 april 1814 aan een vijftiental
personen uitgereikt.