De ontvangers van de erepenning Brielle 1813

Paragraaf 3: De ontvangers van de erepenning van Brielle 1813

De erepenning van Den Briel 1813 werd voor Nederlandse begrippen al vrij snel na de gebeurtenis uitgereikt aan een vijftiental personen. Het Nationaal Gedenkboek (in 1816 uitgegeven) van Konijnenburg vermeldt deze namen.

  • Johannes Hendrik Lux (1e Luitenant-magazijnmeester 27 jaar bij uitreiking)Luitenant Lux is geboren te 's-Gravenhage op 12 februari 1787. Zijn vader was afkomstig uit Saxen-Gotha en deed dienst als trompetter in het Nederlandse Cavalerie Regiment 'van Eck'. In 1789 werd hij zelfs staatstrompetter. Op 18 december 1799 nam hij dienst als 'cadet-voluntair' bij het 2e bataljon artillerie. Lux was toen slechts 12 jaar. Het werd bevorderd tot cadet kanonnier op 15 augustus 1800; cadet-élève op 17 november 1801. Op 28 juni 1805 werd Lux bevorderd tot 2e luitenant bij de 6e compagnie van het 2e bataljon artillerie. Hij werd 1e luitenant op 8 augustus 1808 bij dezelfde eenheid die inmiddels tot Regiment Koninklijke Artillerie te voet was hernoemd. Van 1805 tot 1809 bevond deze eenheid zich in Zeeland en maakte deel uit van de kustkanonniers die de Engelse invasie op het vaste land moesten voorkomen. Op 24 september 1809 werd Lux luitenant-magazijnmeester in de vesting Den Briel. Na de omwenteling werd Lux op 12 februari 1814 benoemd tot 1e kapitein bij de rijdende artillerie. Op 1 januari 1815 werd hij in diezelfde rang overgeplaatst naar het 2e bataljon artillerie van linie en heeft als zodanig aan het hoofd van een batterijk artillerie te voet deelgenomen aan de slag bij Waterloo. Na Waterloo bleef Lux bij het 2e Artillerie bataljon welke later hernoemd naar 2e bataljon Veldartillerie. Hij verbleef tot 1830 onder andere te Mechelen, Ath en Mons. Vanwege de Belgische Opstand werd hij geplaatst in het noorden bij het 6e bataljon Artillerie Nationale Militie in Bergen op Zoom. Op 21 februari 1833 werd hij benoemd tot majoor en artillerie-commandant te Den Briel en in dezelfde betrekking op 16 december 1837 bevorderd tot luitenant-kolonel. Na in 1863 het 50-jarig herdenkingsfeest in Den Briel te hebben meegemaakt is hij op 12 augustus 1865 te Bergen op Zoom op 78 jarige leeftijd overleden. Hij was gehuwd met Henriëtte Marie Wippermann, geboren in Groningen op 5 juli 1786 en overleden te Den Briel op 28 februari 1840. In het gemeente-archief te Den Brielle bevindt zich de brief van Heeneman aan Luitenant Lux van 31 maart 1814 waarbij deze uitgenodigd wordt zich op 1 april 1814 op het stadhuis te komen alwaar de medaille om 12 uur zullen worden uitgereikt.

Afbeelding van Johannes Hendrik Lux. Zijn Eerepenning van Den Briel en zijn officierskruis zichtbaar. De afbeelding is te onduidelijk om een bevestiging te geven of Lux een officierskruis dan wel Metalen Kruis draagt. Uitsluitsels geeft het Nationaal Archief: zijn naam komt niet voor in de index Metalen Kruizen. Afbeelding is afkomstig van https://www.napoleon-series.org/research/biographies/Holland/Artillery/c_Lux.html


  • Teunis Blanken (Fabrieksarbeider 34 jaar bij uitreiking)
    Teunis Blanken, zoon van Bartel Blanken en Neeltje Tameris, is geboren op 15 oktober 1780 te Genderen Brakel (Noord-Brabant). Hij is getrouwd met Adriana Bakker, dochter van Cornelis Bakker en Aartje voor de Wind. Adriana is geboren in 1780 te Aalst (Gelderland). Adriana is overleden op 30 juni 1815 te Aalst (Gelderland). Zij kregen 2 kinderen: Lambartus Blanken en Cornelis Blanken. Teunis Blanken is overleden op 11 juli 1823 te Aalst (Gelderland).


  • Hermanus Pauw (Predikant 41 jaar bij uitreiking)
    Hermanus Pauw is geboren te Utrecht op 10 oktober 1770. Hij studeerde aldaar en werd in 1792 predikant te Renkum en Heelsum. Op 5 augustus 1794 huwde hij in de Domkerk te Utrecht met Sara Maria Wolterbeek. (Sara Maria Wolterbeek werd geboren te Zutphen op 5 juli 1771 en overleed te Arnhem op 31 mei 1838). In 1798 werd Hermanus Pauw predikant te Krommenie, in 1802 te Breda en in 1806 te Brielle. In november 1813 is zijn huis te Brielle door de Fransen overrompeld. Het moedig gedrag van zijn vrouw is daarbij beschreven in het werk "Levensbeschrijving van Beroemde Vrouwen uit vroegeren en lateren tijd", art Sara Maria Peuw, geb. Wolterbeek en bij J. Konijnenburg, Nationaal Gedenkboek van 1813. Op 18 november 1815 werd Hermanus Pauw benoemd tot Ridder van den Nederlandse Leeuw. Hij was protestants hof predikant te Brussel van 1816 tot de omwenteling van augustus 1830. Het Hof hield afwisselend verblijf in Den Haag en in Brussel. Bevond het hof zich in laatstgenoemde stad dan deed Hermanus Pauw bij Willem I dienst als hofprediker. Ten gevolge van de omwenteling in de Zuidelijke Gewesten van het voormalige Koninkrijk der Nederlanden ontving hij op zijn verzoek bij Z.M. besluit van 13 februari 1831 eervol emeritaat. Hermanus Pauw heeft daarna gewoond te Doesburg en Arnhem en de laatste 15 jaren van zijn leven in Breda, waar hij op 23 februari 1856 is overleden. Hij heeft in de laatste jaren van zijn leven nog meermalen als predikant opgetreden, o.a. te Apeldoorn, waar hij in 1824 in de Nieuwe Protestantse Kerk het geschenk van Koning Willem I inwijdde, en te Krommenie, waar hij nog in 1848, op 78 jarige leeftijd, voor zijn vroegere gemeente preekte.

  • Cornelis Blanken (Zonder beroep 20 jaar bij uitreiking)
    Cornelis Blanken is geboren in 1795 te Brielle, zoon van Teunis Jansz Blanken en Neeltje Plooster. Cornelis Blanken woonde in Brielle en is overleden op 20 jarige leeftijd op 4 januari 1815 te Etten-leur.
  • Hendrik Hoyer (Substituur-procureur 25 jaar bij uitreiking)
    Hendrik/Hermanus Theodoor/Theodorus Hoyer is geboren op 26 september 1789 te Den Briel en overleed op 7 augustus 1862. Hij was zoon van Willem en Johanna Huberta Hoevenaar. Trouwde in 1819 met Hermanna Johanna Roosendaal. Was in 1810 advocaat te Den Briel. Bij zijn overlijden was hij president van de rechtbank te Den Briel.
  • Johannes van der Minne (Zoutzieder 47 jaar bij uitreiking)
    Johannes Jacobsz van der Minne is geboren op 27 oktober 1766 te Den Briel en was zoon van Jacobus va der Minne en Klara (Klaartje) Spaan. Hij is gedoopt op 29 oktober 1766. Hij werd door de Briels Magistraten op 29 April 1786 aangesteld tot grossier in zout. Op de lijst der Vroedschappen treft men hem aan op sub nr. 227. Hij werd benoemd tot schepen in 1788, 1790, 1792, 1793 en 19 April 1803; tot raad in het College der Magistraten in 1789. In 1806 werd hij gekozen tot lid van den Stedelijke Raad te Brielle en bij Koninklijk Besluit van 12 Juni 1814 benoemd tot burgemeester van Brielle. Hij bekleedde de betrekking van burgemeester tot 2 januari 1849, toen zijn eervol ontslag inging. In 1814 werd hij heemraad van Voorne. Oud 91 jaren en 10 maanden is hij 30 Augustus 1858 te Brielle gestorven. Ofschoon het begraven in de kerken toen verboden was, werd het lijk van Johannes van der Minne, ten gevolge van een ontvangen vergunning, in de Groote Kerk ter aarde besteld. In het dodenregister staat achter zijn naam niet alleen oud-burgemeester maar ook zoutzieder.
  • Anthonij Hendrik van Kruijne (Koopman 28 jaar bij uitreiking)
    Anthonij Hendrik van Kruijne is geboren in 1785, zoon van Hendrik van Kruijne (1735-1808) en Louisa Meina Villerius. Zijn vader was eigenaar van de bierbrouwerij 't Gecroonde Hart in Den Briel. Anthony Hendrik Kruijne nam deze bierbrouwerij van zijn vader over. Hij verdreef op 1 december 1813, als aanvoerder van de compagnie Nationale Garde, 3e ban, de Fransen uit Den Briel. In 1819 huwde hij met Wilhelmina van Oosten echter het echtpaar blijft kinderloos. Hij stierf als een zeer gefortuneerd man op 29 oktober 1877 op 92-jarige leeftijd. Ter herinnering aan deze Briellenaar als bevrijder van de Fransen werd in de Sint-Catharijnekerk een gedenksteen geplaatst. Anthonij Hendrik van Kruijne stond ook aan het hoofd van de Brielse schutterij die in 1831 naar Breda ging om zich voor te bereiden op gevechten met de Belgen die in opstand waren gekomen. In 1869 valt het doek voor de brouwerij, die ongeveer 270 jaar als zodanig heeft bestaan.

Foto van Anthonij Hendrik van Kruijne. Afbeelding afkomstig van https://www.debrielsemaasmond.nl/media/Overdruk-t_Gecroonde_Hart_5_april_2012.pdf

  • Jacob Hofman (Commies bij het octrooij 35 jaar bij uitreiking).

  • Andries Muure Wz. (Spekslager 20 jaar bij uitreiking) of Andries Muure Jacz., (Timmermansknecht, 22 jaar bij uitreiking). Hierover bestaat onduidelijkheid en is niet met zekerheid vast te stellen wie van bovengenoemde 2 personen de daadwerkelijke ontvanger is geweest.

  • Pieter Hazelbach (Timmerman 25 jaar bij uitreiking)
    Pieter Ludovicus Hazelbacher, geboren op 25 april 1789 in Brielle, zoon van Jacob Hazelbacher en Pieternella Kleijn - hij huwt in Brielle op 20.4.1814 met ene Maartje Brouwer.

  • C. Hazebroek (Komt in de bevolkingsregisters van Den Briel niet voor).

  • Johannes Leonardus Opmeer (Timmerman 30 jaar bij uitreiking)
    Johannes (Jan) Leonardus Opmeer is geboren op 16 mei 1783 te Brielle, zoon van Jacobus Opmeer en Stijntje Noordijk. Op 24 juli 1812 trouwde Johannes met Kornelia van der Sjouw. Zij kregen 2 kinden: Jan Opmeer en Katharina Wilemina Opmeer. Naast timmerman kom Johannes ook voor in de archieven als roeier op de klaarsloep van Brielle en als arbeider. Het is onbekend wanneer Johannes Leonardus Opmeer is overleden.

  • Cornelis den Broeder (Boerenknecht 26 jaar bij uitreiking)
    Cornelis den Broeder is geboren in 1789 te Brielle, zoon van Willem den Broeder (1745-1830) en Maria Drogendijk (1749-1818). Op 12 maart 1815 trad hij in het huwelijk met Maartje van Rij en kregen 1 kind: Willem den Broeder. Op 41 jarige leeftijd overleed Cornelis den Broeder op 29 maart 1830 te Brielle. Het Nationaal Gedenkboek geeft aan K. den Broeder echter een K van die naam komt in de bevolkingsregisters niet voor.

  • Cornelis Pols (Slagersknecht 20 jaar bij uitreiking)
    Geboren op 24 september 1794 te Brielle. Hij is getrouwd met Cornelia Scheer op 21 juni 1820 te Brielle. Zij kregen 3 kinderen. Cornelis Pols is overleden op 4 februari 1881, op 86 jarige leeftijd te Brielle.

  • Abraham Pieterz Vermaas (Kustkanonnier 39 jaar bij uitreiking)
    Abraham Pieterz Vermaas is geboren in Brielle in 1774. Hij werd gedoopt op 25 november 1774. Zijn ouders waren Pieter Vermaas en Anna Maria Abrahamsd Hockepied. Op 25 augustus 1799 trouwde hij Maartje Johannesd van den Blink (1774-1856) en kregen 5 zonen. Naast kustkanonnier is hij waarschijnlijk ook sloeproeier op de klaarsloep geweest. Abraham Pieterz Vermaas overleed op 65 jarige leeftijd op 10 januari 1839 te Den Briel. 

In de eerder beschreven documenten waarin Koning Willem I toestemming geeft tot het dragen van de erepenning van Brielle 1813 aan oranje-wit-blauw lint, zit ook de 16e gedecoreerde persoon verborgen, namelijk de heer Heeneman. 

Knipsel uit de toestemming die Koning Willem I heeft gegeven om de erepenning van Brielle te mogen dragen waarin tevens de Heeneman toestemming krijgt "zich met dezelve te versieren"

Als 16e gedecoreerde persoon kunnen we dus de burgemeester J.M. Heeneman toevoegen.

Johan Marcus Heeneman is geboren op 13 mei 1763 te 's Gravenhage, zoon van Gijsbert Heeneman (1718-1792) en Maria de Vrint (1725-1796). Op 21 november 1786 trad hij in het huwelijk met Catharina Hoogerwaard en kregen 1 kind: Carolina Maria Elandina Heeneman. Burgemeester van Brielle, Districscommissaris Brielle, Lid van de Staten Generaal. Van 1 juli 1815 t/m 1 juli 1817 lid van de Provinciale Staten van Holland. Ridder in de Orde van de Nederlandse Leeuw. Johan Marcus Heeneman overleed op 81 jarige leeftijd, 23 november 1844, te Aarlanderveen (Zuid-Holland)

Ook de persoonlijke gegevens van Arij Pols dienen hier vermeld te worden.

Arij Pols is geboren in het jaar 1753 in de gemeente Brielle, zoon van Simon Corneliszn Pols (1715-1776) en Maritje van der Reijden. Op 16 oktober 1753 is hij gedoopt in de Kline Kerk in Brielle. Arij Pols is op 25 jarige leeftijd op 14 juli 1778 getrouwd met Johanna Naatje Her(re)mans in de gemeente Brielle. Op 4 november 1824 is Arij opnieuw getrouwd met Marie Labe, hij was toen 71 jaar oud. In de familie van Arij Pols komt tussen 1735 en 1765 tot tweemaal een Cornelis Pols voor. Arij Pols heeft zelfs een broer met de naam Cornelis Pols. Deze Cornelis Pols is niet dezelfde Cornelis Pols die de Eerepenning van Brielle 1813 ontvangen. De Cornelis Pols die de Eerepenning van Brielle 1813 heeft ontvangen was namelijk 20 jaar oud. Op bladzijde 10 wordt vermeld dat Arij Pols ten tijde van de gevechten om Den Briel 60 jaar oud was, hetgeen overeenkomt met zijn geboortejaar 1753. 

In het Nationaal Archief zijn meer gegevens teruggevonden die er op wijzen dat er achteraf gezien mogelijk meer erepenningen van Brielle 1813 zouden zijn uitgereikt indien alle gegevens van verdienstelijke personen tijdig bekend zouden zijn geweest bij de heer Joahn Marcus Heeneman, de burgemeester in 1813 van de stad Brielle. In een gevonden request van Heeneman gedateerd 30 augustus 1816 schrijft burgemeester Heeneman aan Koning Willem I dat hij over de heer Frans Boos "zeer loffelijke gestuigenissen" heeft ontvangen en dat hij "geen zwarigheid had gemaakt". In het request maakt Heeneman tevens zijn verontschuldigingen hierover. 

3 afbeeldingen van het request van de heer Heeneman aan Koning Willem I. (Nationaal Archief - Algemene Staatssecretarie - bloknummer H24000-toegangsnummer 2.02.01-inventarisnummer 533-Depot 502B 41/07.1 t/m 41.07.7. Foto's aangeleverd door Rogier Rijpkema)

De letterlijke tekst van dit request luidt als volgt:

                                                                                                           Rekest

                                                                                                 F. Boosf te 's Gravenhage

                                                                                                           Omme

                                                                                                                                                         Met den Orden van
                                                                                                                                                         den Nederlandschen
                                                                                                                                                         Leeuw worden
                                                                                                                                                         begunstigd

                                                                         Inged: 3 November
                                                                              1817 

's Gravenhage den 30 Augustus 1816

Ten einde te voldoen aan den in houd Uwer Misfive van den 22 deze no 1432/5744 waarbij uwer:Ed:Gestr: berigt en Consideratien van mij verlangd op de hier nevens met de bijlagen teruggaande requeste van Frans Boofs, heb ik de Eer uwer:Ed:Gestr: te informeren dat ofschoon gemelde Heer niet aan mij bekend is gemaakt toe ik in de maand December 1813 op last van zijne Majesteit een rapport heb moeten doen omtrent de personen die zich bij de verovering van het Fort Dusquesne en in den loop dier gebeurtenis het meest gedistingeerd hebben; ik echter heden zeer loffelijke getuigensfen uit des quartieren omtrent zijn gehouden gedrag over het algemeen ontvangen heb, en het eene waarheid is, dat zijn Ed: het meest heeft toegebragt om den Commisfaris speciaal van Politie met name Hermans gevangen te nemen, de welke hij des nachts eerst naar Middelharnis vergezeld heeft al naar dat arresteren niet kon gelukken maar zulks vervolgens te Herkingen heeft weten ten uitvoer te brengen.
Dat zijn Ed: ook in Ooltgensplaat van zeer veel dienst is geweest is, in zonderheid tot het houden der goede onzer waardoor de verwarring die er plaats had veelal door zijn toedoen is gesteld geworden.
Indien men mij derhalven in der tijd behoorlijke rapporten van den Heer Boosf gegeven had, zoude ik geene zwarigheid gemaakt hebben, om zijn Ed: volgens mij opgedragen last aan Z.M. te hebben aanbevolen, als iemand die voor en na de capitulatie van Oolgtensplaat met alle zijne vermogens, voor de goede zaak heeft medegewerkt, en van zeer veel nut in die dagen geweest is.
Hiermede aan de intentie van Uwer Ed: Gestr: hopende voldaan te hebben heb ik de eer met verschuldigde hoogachting te zijn.

                                                                                                                 Uwer: Ed: Gestr: onderdanige
                                                                                                                 en Gehoorzame Dienaar
                                                                                                                 Getekend J.H. Heeneman

Op 6 november 1817 doet de heer Frans Boos zelf ook nog een verzoek aan Koning Willem I. In dit verzoek verwijst hij naar zijn 1e verzoek welk hij zou hebben ingediend in juli 1816, een verzoek om te worden opgenomen als Broeder in de Orde van de Nederlandse Leeuw. Dit eerste verzoek is helaas tot op heden nog niet teruggevonden in het archief echter het request van de burgemeester Heeneman van 30 augustus 1816 is niet voor niets geschreven en is naar alle waarschijnlijkheid een gevolg geweest van het 1e verzoek van Frans Boos. In het 2e verzoek van Frans Boos doet hij nogmaals een verzoek om opgenomen te worden in als Broeder in de Orde van de Nederlandse Leeuw. 

3 afbeeldingen van het verzoek van Frans Boos aan Koning Willem I. (Nationaal Archief - Algemene Staatssecretarie - bloknummer H24000-toegangsnummer 2.02.01-inventarisnummer 533-Depot 502B 41/07.1 t/m 41.07.7. Foto's aangeleverd door Rogier Rijpkema)

De letterlijke tekst van dit verzoek luidt als volgt:

                                                                                                                                               6 november 1817, No 33
                                                                                                                                               Aan den Koning

Geeft met den diepsten eerbied eerbied te kennen Frans Boosf, woonende te 's Gravenhage, dat hij zich in de maand Julij van het vorige jaar 1816 aan Uwe Koninklijke Majesteit heeft geadresfeerd enter zake van de door hem in 1813 bij gelegenheid der gezegende omwending van zaken van den Lande bewezen, en door, daarvan overgelegde authentieke certificaten gestaafde diensten van Uwe Koninklijke Majesteit eerbiedig verzoekt heeft, om door Hoogstderzelve als Broeder der Orde van den Nederlandschen Leeuw te worden benoemd.
Dat hij suppliant, hoezeer geinformeerd dat de berigten welke omtrent dusdanige verzoeken en volgens en gewoonen loop der Administraties moeten worden ingenomen, ten deze voor hem gunstig zijn geweest, en het door hem ten voor requestte geavanceerde hebben bevestigd, achter op het zelve zijn verzoek tot hier toe nog geene dispositie Uwer Majesteit heeft ontvangen. Dat evenwel aan de eene zijde, eene zoo de suppliant reverentelijk vertrouwd gepaste eerzucht om het door hem uit de beste beginselen en in de gevaarlijkste oogenblikken, ten dienste van zijn vaderland gehouden gedrag door Uwer Koinklijke Majesteits hooge en verëerende goedkeuring bekroond te zien, en aan den anderen kant zijne eigene omstandigheden, en betrekkingen het hem ten pligt maken om zijn vroeger aan Uwe Majesteit gedaan verzoek bij deze eerbiedig te vernieuwen.
En het is om deze reden, en uit overtuiging dat Uwe Koninklijke Majesteit bij de instelling van de Order van den Nederlandschen Leeuw verëering van veerdiensten en belooning van ten nutte van het algemeen verrigte daden heeft beoogd, dat de suppliant zich andermaal eerbiedig tot Uwe Majesteit wendt, en van Hoogstdezelve verzoekt dat het Hare goede geliefte moge zijn op de vroegere petitie van hem supplicant en de daarbij overgelegde authentieke getuigschriften, als mede op het deswegens door den voormaligen Heer Districts Commisfaris van Brielle in dertijd gegeven, en bij de suppliant van denzelven onder de hand kopiëlijk bekomen berigt, dat hij eerbiedig bij deze voegt regard te slaan en hem dientengevolge goedgunstiglijk te benificeren met de decoratie als Broeder der order van den Nederalndschen Leeuw mitsgaders vermogens te verleenen Uwer Koninklijke Majesteits favorabel besluit.

                                                                                                                                       Het welk doen de, enz.F. Boosf

's Gravenhage (wijk I: no 191
den 29 october 1817


Dit 2e verzoek komt vervolgens bij de Kanselier van de Nederlandse Leeuw Roell terecht en hij richt zich tot Koning Willem I met het advies om de heer Frans Boos, gezien "het dus eene bedenkelijke onderscheiding zoude zijn, den Requestrant alleen de Orde van den Nederlandsche Leeuw, als eene belooning van zijne bewezene diensten toetewijzen" om Frans Boos achteraf alsnog met de erepenning van Brielle te onderscheiden. 

3 afbeeldingen van het advies van Kanselier Roell aan Koning Willem I. (Nationaal Archief - Algemene Staatssecretarie - bloknummer H24000-toegangsnummer 2.02.01-inventarisnummer 533-Depot 502B 41/07.1 t/m 41.07.7. Foto's aangeleverd door Rogier Rijpkema)

De letterlijke tekst van dit advies luidt als volgt:

                                                                                  20 December 1817

                                                                                                                                Gravenhage, des 18 December 1817

Orde van den Nederlandschen Leeuw Kanselarij no 871

Het heeft Uwe Majesteit behaagd, ten feue van consideratien en advies in mijne handen te stellen het Request van Frans Boos, houdende een herhaald verzoek, om wegens zijne goede diensten, bij de verovering van den Briel en het fort Duquesne aangewend, in de Orde van den Nederlandschen Leeuw als Broeder opgenomen te worden. De berigten weke mij omtrent het goed gedrag van den Requestrant zijn ingekomen, loopen eenparig ten zijnen voordeele uit - hij wordt geteld onder diegenen, welke het fort Duquesne hebben veroverd en heeft persoonlijk met het arresteeren van den Commisfaris Speciaal van Politie Hermans, veel toegebragt tot het daarstellen van wanorde in de operatien der Fransche Troepen, en tot voorkoming dat er versterkingen in het eiland van Goereezijn gezonden geworden, het geen is dat tijdstip de zorgelijkste uitkomsten had kunnen geven. De Requestrant behoort dus voorzeker onder diegenen welke ziel vleijen kunnen eenige aanspraak op Uwer Majesteits goedgunstigheid te mogen maken en als zoodanig aanzele ik niet, hem als een verdiensten rol ingezeten Hoogstdezelve aan te bevelen, maar vermeen zwarigheid te moeten maken, Uwe Majesteit te advifeeren, hem de gevraagde vereering, om als Broeder in de Orde van den Nederlanschen Leeuw opgenomen te worden, toetestaan, dewijl het Uwe Majesteit behaagd heeft, alle die, gelijk de Requestrant, tijdens de omwenteling van 1813, bij de verovering van den Briel en het fort Duquesne hebben uitgemunt, met eene medaille te vereeren en het dus eene bedenkelijke onderscheiding zoude zijn, den Requestrant alleen de Orde van den Nederlandsche Leeuw, als eene belooning van zijne bewezene diensten toetewijzen. Ik ben echter van oordeel, dat, daar het schijnt, dat de Requestrant is destijd vergeten is met de medaille voor de veroveraars van het fort Duquesne bestemd, vereerd te worden, het niet ongepast zoude zijn hem door den Heer Heeneman eene gelijke medaille te doen uitreiken als die, welke door gemelden Heer, namens Uwe Majesteit in der tijd aan die geenen, welke zich bij de verovering van den Briel of het Fort Duquesne onderscheiden hebben, is toegekend geworden met autorisatie tevens, om dezelve aan zoodanig lint te mogen dragen, als Uwe Majesteit, na overweging van mijn Rapport van heden nr 370, zal gelieven te bepalen.
Voorts neme ik bij deze gelegenheid de vrijheid van des Requestrant, benevens alle de anderen, welke ter voorschrevenen gelegenheid hebben uitgemunt aantebevelen, om, voor zoo verre zulks niet reeds geschied mogt zijn, het effect te geneiten van Uwer Majesteits misfive, op den February 1814 aan den Heer Heeneman afgevaardigd, waarbij het Hoogstdezelve behaagd heeft, de behartiging huns avancements bij elke geschikte gelegenheid toetezeggen.

                                                                                                                                              De Minister van Staat
                                                                                                                                              Kanselier der Orde van den
                                                                                                                                              Nederlandsche Leeuw
                                                                                                                                              Roell

Op 20 december 1817 neem Koning Willem I hierover een besluit. Dit besluit is hiervoor al in dit artikel al vermeld, namelijk als toestemming om de eremedaille van Brielle te mogen dragen aan een lint. Bij punt 2 schrijft Koning Willem I namelijk: "in het verzoek van T. Boosf te difficulteren, zoo als geschiedt bij dezen, doch levenen te gelanten dat aan dezelve alsnog zal worden uitgereikt de medaille welke overeenkomstig ons besluit van 9 februari 1814 no 58 is overhandigd aan eenige personen die zich bij de inneming van Brielle & het fort Duquesne in 1813 hebben onderscheiden met permisfie en derden te dragen zoo als hiervoren met no 1 is vermeld."

Dit houdt dus in dat er geen 15 personen zijn onderscheiden met de erepenning van Brielle maar 17 personen. Het betreft namelijk de 15 personen in de veelal eerder gepubliceerde lijsten met daarbij de heer Heeneman (burgermeester van Brielle) en de heer Frans Boos(f).

Afbeelding van de erepenning Brielle 1813. Exemplaar en afbeelding uit de Collectie Historisch Museum Den Briel objectnummer 2116.